- De molen op de Congowijk of de Molen Opstaele was een houten korenwindmolen. De staakmolen stond in de Langekoestalstraat, op 1,6 kilometer ten zuidoosten van de kerk van Leffinge.
Hij werd opgericht in 1847 mits toelating van de Bestendige Deputatie van de provincie West-Vlaanderen op 25 augustus 1842 aan Carolus Opstaele, molenaar te Leffinge, op grond van Frans Joos uit Brugge. De gemeentebestuur van Leffinge had op 30 juni 1842 een gunstig advies gegeven "tot het opregten van een kleynen Koornwindmolen "die" door zijn kleynte alleenlijk maer geschikt is om te maelen voor zijn eygen gebruyk..."en die" zal worden geplaetst op de hofplaetse van de verzoeker, wiens huys geheel afgezondert is van de andere huyzen". Nochtans was de staakmolen helemaal niet zo klein, zoals uit de aanvraag bleek. Blijkens een bewaarde foto had hij een normale grootte!
Oprichter was landbouwer Carel Opstaele (°Slijpe, 1770 - +Leffinge 1852), gehuwd met Marie Pattyn (°Gistel, 1795 - +Leffinge 1884). Het perceel was met de hofstede eigendom van Frans Joos-Imbert, rentenier te Brugge. Deze hofstede werd bij de verdeling in 1858 aan August Joos de ter Beerst, onderzoeksrechter te Gent aanbedeeld.
Het echtpaar Carel Opstaele-Pattyn had een dochter en vier zonen, waarvan drie zonen molenaars: Franciscus (°1821), Jacobus (°1822) en Henricus (°1829).
Francis Opstaele trouwde in januari 1859 met Clemence Strubbe. Hij vestigdezich als timmerman, eerst op de wijk Schaerbeek, daar aan de Dorpsstraat (huis van Victor Lingier in 1982°.
Jacobus Opstaele trouwde in mei 1859 met Virginia Rotsaert en werd landbouwer op een hofstede nabij het Lang Koeistal te Leffinge.
Henricus bleef als molenaar-landbouwer de hofstede en de molen uitbaten.
De enige dochter Roasalie Opstaele huwde met Henri Osaer, landbouwer op het Lang Koeistal. Na het overlijden van Hendrik Osaer ging haar broer Pieter Opstaele (Leffinge, 1838-1926) de pachthoeve LangKoeistal uitbaten. Hij is de stamvader van de familie Opstaele, die heden nog deze hofstede, de grootste van Leffinge, uitbaat.
Op eenvolgende eigenaars:
- 1847, opbouw:Opstaele-PattynCarolus, molenaar te Leffinge(op grond van Joos-Imbert Frans,eigenaar te Brugge)
- later,erfenis (van de grond): Joos-Imbert Frans, deerfgenamen (overlijden van Frans Joos)
- later,erfenis:(van het gebouw): Opstaele-Lamote François, de weduwe en de kinderen, te Leffinge(overlijden van Carolus Opstaele)
- 7.08.1858, deling:(van de grond):Joos de ter Beest August, onderzoeksrechter te Gent (notaris Debusschere)
- 29.08.1879, deling (van de grond):Limnander de Nieuwenhove) Joos de ter Beest Albertus Victor,eigenaar te Pittem(notaris Van der Beke)
- 22.10.1881,erfenis:(van het gebouw) Opstaele-Pattyn Charles, de weduwe en de kinderen
- 27.06.1882, verkoop (van het gebouw) Opstaele Henricus Josephus, molenaar te Leffinge (notaris Boutens)
- 28.05.1900,erfenis:(van de grond) Joos de ter Beest ) de Bie de Westvoorde Eugeen CamielJos Maria,eigenaar te Pittem (overlijden van Albertus).
- 1902, openbare verkoop (van de boerderij)
De staakmolenwerd begin 1902 gesloopt, toen de landbouwers Henri Devriendt-Louise Depoorter (°1868)zich op deze hofstede kwamen vestigen. In 1982 werd deze hofstede(Langkoestalstraat nr. 8) uitgebaat door de kleinzoon, landbouwer Julien Devriendt-Janssens Dionysiaen thans (2015) door P. Devriendt.
We vinden de molen niet meer vermeld in een akte van 13 februari 1902. Hij werd overgebracht naar de Zevekotesteenweg (zie:Leffinge, Zevekotewegmolen)
|